Bevolkingsregister van de Maatschappij van Weldadigheid
Elizabeth Johanna Blondel, geboren op 17-04-1780; plaats van herkomst: Goes; godsdienst: kath; aangekomen op 12-11-1818; ingeschreven in Frederiksoord als kolonistenmoeder; overleden op 10-10-1864.
Ingeschreven als wonende op hoeve: DoWa (inv.nr. 1352); ? (inv.nr. 1353); 60 (inv.nr. 1354); DoWa (inv.nr. 1354); 60 (inv.nr. 1355); 60 (inv.nr. 1356); 60 (inv.nr. 1357); 57 (inv.nr. 3006); 57 (inv.nr. 3007).
Elizabeth Johanna Blondel, geboren op 17-04-1780; plaats van herkomst: Goes; godsdienst: kath; aangekomen op 12-11-1818; ingeschreven in Frederiksoord als kolonistenmoeder; overleden op 10-10-1864.
Ingeschreven als wonende op hoeve: DoWa (inv.nr. 1352); ? (inv.nr. 1353); 60 (inv.nr. 1354); DoWa (inv.nr. 1354); 60 (inv.nr. 1355); 60 (inv.nr. 1356); 60 (inv.nr. 1357); 57 (inv.nr. 3006); 57 (inv.nr. 3007).
Bevolkingsregister van de Maatschappij van Weldadigheid
Jan e, geboren op 10-01-1768; plaats van herkomst: Goes; godsdienst: kath; aangekomen op 12-11-1818; ingeschreven in Frederiksoord als kolonistenvader; overleden op 04-01-1848.
Ingeschreven als wonende op hoeve: DoWa (inv.nr. 1352); ? (inv.nr. 1353); 60 (inv.nr. 1354); DoWa (inv.nr. 1354); 60 (inv.nr. 1355); 60 (inv.nr. 1356); 60 (inv.nr. 1357).
Bijzonderheden:
Geb. te Scheulen, gemeente Luik.
Op aankomstdatum geplaatst in kol. I, Frederiksoord.
In 1821 op hoeve in Wateren ! (Oppassend gezin), administratief bij II.
Op 01-06-1825 terug naar kol. II.
Uit dit huwelijk zijn 4 kinderen geboren.
Guillaume Gilian 1807
- Elisabeth 1811
- Johannes (geboren 14-5-14) overlijdt november 1818 op de reis naar Frederiksoord
Op de kolonie geboren:
- Franciscus 22-1-21
Op 13-07-1844 ingedeeld bij zoon Franciscus die hoeve heeft overgeno-
men.
Toelichting:
- Nadrukkelijk moet gesteld dat dit de inkomens zijn VOLGENS de Maatschappij en zoals de Maatschappij die voor propaganda-doeleinden naar buiten brengt. Onder de lijst staat: Onder de inkomsten zijn gerekend f 50,00 van iedere koe, en de opbrengst van den tuin.
- Dijkshoorn is de opvolger van Rigagneau, Hopman die van Metz en Jansz die van Dikkeboom.
- Van de oorspronkelijke 52 gezinnen ontbreken hier Stellinga (overleden), Dikkeboom (weggestuurd), Rigagneau en Metz (idem), Breukel en Vos (idem), Van Rhee (weggelopen) en Bosch (ten tijde dat deze lijst gepubliceerd wordt al gedetineerd in de strafkolonie).
- De 47 kolonisten op deze lijst zouden gezamenlijk in1820 f 22.032,36 verdiend hebben, dat is afgerond een gemiddelde van 447,50.
Jan e, geboren op 10-01-1768; plaats van herkomst: Goes; godsdienst: kath; aangekomen op 12-11-1818; ingeschreven in Frederiksoord als kolonistenvader; overleden op 04-01-1848.
Ingeschreven als wonende op hoeve: DoWa (inv.nr. 1352); ? (inv.nr. 1353); 60 (inv.nr. 1354); DoWa (inv.nr. 1354); 60 (inv.nr. 1355); 60 (inv.nr. 1356); 60 (inv.nr. 1357).
Bijzonderheden:
Geb. te Scheulen, gemeente Luik.
Op aankomstdatum geplaatst in kol. I, Frederiksoord.
In 1821 op hoeve in Wateren ! (Oppassend gezin), administratief bij II.
Op 01-06-1825 terug naar kol. II.
Uit dit huwelijk zijn 4 kinderen geboren.
Guillaume Gilian 1807
- Elisabeth 1811
- Johannes (geboren 14-5-14) overlijdt november 1818 op de reis naar Frederiksoord
Op de kolonie geboren:
- Franciscus 22-1-21
Op 13-07-1844 ingedeeld bij zoon Franciscus die hoeve heeft overgeno-
men.
Zo gingen ze gekleed op de kolonie en wie weet als eerste kolonisten hebben ze misschien wel model gestaan. Fragmenten uit de archieven | |
De subcommissie Goes bericht van haar oprichting op 22 juli 1818. Op 27 september draagt zij een gezin voor de proefkolonie voor, 'aangebooden door heeren Diaconen der Geref. gemeente alhier', maar of dat gezin bedenkt zich of de pc wilde liever anderen, want uiteindelijk arriveert het katholieke gezin Burks. Op 18 november 1818 schrijft Benjamin van den Bosch: aangekomen uit ter Goes Jan Burks, vrouw en 3 kinderen Op 19 november 1818 schrijft Benjamin van den Bosch: Van het huisgezin uit Tergoes, in mijne voorgaande opgegeven, is een kind op hunne reis overleden. Waar door mijne opgaven met die subcommissie zeker niet zal overeenstemmen. Op 11 december 1818 ‘schrijft' Elisabeth aan haar ouders: Waarde en veel geachte vader en moeder ik laat u weten als dat wij allen nog gezond zijn, ope van u hetzelve. Wat mijn kleinste zoon betreft heb ik op zee verloren in uur of 7 van mijn vandaan en het eerste plaatsje daar wij aangekomen zijn daar is het kisje gemaakt dat heet Blokzijl en tweede dat wij aangekomen zijn dat was Steenwijk daar leyt het begraven bij de groote kerk, toen waren wij nog ruim twee uren van de colonie af genaamd Westerbeeksloot. Wij hebben een tegenspoedig reis gehad. Wij zijn met de agt dagen hier gekomen nu zal ik u melden wat frederiksoord betrefd. Het eeten dat wij krijgen is lang niet genoeg, het is wel goed. Zij doen mij alle dagen zoo veel te kort dat ik betalen moet daar wij met ons drien genoeg aan hebben. Wij hebben alle week een vles olij gehad, peper ook maar nu niets meer. Wij hebben ook geen geld om te koopen. Mijn laatste olij is in de lamp, dan moeten wij in het duister zitten. Koffij of tee krijg ik niet, mijn man geen tabak en geld hebben wij niet en kunnen ook niet verdien de een net zoo min als de ander, waar of dat van de winter nog een zal dat weet ik niet. Ik zie hier geen ruimte. Ook heb ik het noyt zoo min gehad als nu. Was wij daar niet, wij kwamen daar niet. Lieve vader en moeder wees zoo goed en gaat voor mij bij goeije luij om te verzoeken een penning voor mij daar wij ons te goed voor kunnen doen, want anders kunnen wij niets krijgen. Dan moet ik het eele winter in donker zitten en dan kan ik geen koffij meer krijgen. Dan moet ik mij altijd verfrissen met schoon water daar de kijkers in zingen. Daarom wees nogmaals zoo goed en zorgd tog voor mij. Nogmaals bedank ik de Heeren van ter Goes voor de slegte onderrigting die zij mij gedaan hebben en ook van wegens mijn kostganger. Hij heeft al 16 stuivers 2 duiten verdient, als ik het nog maar in mijn handen krijg, want zij houden haar hier waarop met beloven, maar geld kan wij niet krijgen. Het is voor mij nadeel dat hij hier is en voor hem ook, want als de kleeren af zijn, geen mens kanse weerom koopen dan ons verdiende den een net zoo min als den ander. Wij zijn allemaal bedrogen. Adde wij vleugels, wij waren allemaal tegelijk weer in ons plaas. Verder bedank ik ook de pastoor voor zijn slegte onderrigting, die hij ons heeft gedaan. Wij kunnen ook onze gebeden niet onderhouden. Vrijdag en zaterdag moet ik vleesnat eten en zoo alle dagen, want vlees krijg ik (vlek) en de kerk komt ook niet veel van. Ik onderhou het zoo wel als het maar in mijn vermogen is. De kerk is hier twee uur van daan. Als ik daar na toe gaan dan ga ik s morgens om 6 uur uit. Verder wens ik u veel zegen in het aanstaande nieuwe jaar aan ziel en ligchaam en veele jaren na dezen nu. Moet ik eindigen met schrijven want mijn papier is vol. Zijt nogmaals gegroet van ons alle en ook van mijn kinders. Vooral de groetenis aan Lambertus Burk met zijn huisgenooten en verders aan alle goede kennissen en al die na ons vragen. Vooral de groetenis aan broer Frans en mijn zuster Mietje en verders aan alle mijn zusters en mijn kleine broer en verders de groetenis aan Janna de Boer van ons en van haar zoon als dat wij allemaal wel zijn. Maar zij moet voor ons eens bij de Heeren gaan die haar zoon hier na toe gezonden hebben, want ik kan hem niet langer de kost geven, want het is voor ons groot nadeel en voor hem ook zoo een groote vent op de kost te hebben. Zij moeten hem te ter Goes bezorgen bij de Boer daar hij werken moet, dan kan hij hem nog in de kleeren houden. Maar zoo zij dat niet doen, dan zoeken zij zijn nadeel. Ik zou wel meer schrijven maar ik heb thans geen tijd meer, maar ik hope in t aanstaande voorjaar mondelinge met u allen te spreken, zoo het de Here behaagt als ik in het leven mag blijven. P.S. Ik heb aan Heeren van ter Goes ook een brief geschreven. P.S. het addres heeft Hendrik van den Bos, die zal het u wel zeggen. Boven aan de brief: Copie Onder aan de brief: het addres is aan Francies Blondel op de Kreukelmarkt te Goes. Op 15 december 1818 schrijft Elisabeth aan een lid van de subcommissie: Mijn Heer De Kanter Deze is diende om u eens te melden hoe dat het wij hier op de Calonie hebben. Het is lang niet zoo als ons de Heeren voorgeleezen hebben. Als wij het geweeten hadden dan adde wij niet gekomen want ik heb het noit zoo min gehad als in de Calonie. Koffij of tee kan ik niet bekomen, mijn man geen tabak. Ik kan ook geen olij krijgen ik moet in het duister zitten en ik spin nog van smorgens vroeg tot savons laat net zoo lang als ik maar sien kan. De Heeren leezen ons voor Adde ik het zoo geweeten als ik het tans ondervin geen 100 Heeren zouwe mij daar na toegespekt hebben en de Heeren hebben mij de jongeling toegeschikt maar ik kan hem niet langer hebben als ik daar geen vergoeding voor heb want de kost kan hij niet verdienen. Ik heb daar ondertijd(?) van t veertien(?) dagen 16 stuivers en 2 duiten van getrokken. De Heeren hebben een groot nadeel aan hem gedaan en aan ons ook want als onse kleeren af zijn kannen wij geen nieuw werom krijgen. Ik kan niet eens stop gaaren bekomen. (...) Verder wens wij D'Heeren veel zegen in t aanstaande nieuwjaar. Verders teken ik mij met alle agtinge te noemen Jan Burks en Elisabet Blondal. Uit een brief van de subcommissie Goes dd 27 december 1818: (...) De inhoud dier brieven is zoo openbaar strijdig met de gunstige berigten welke de nieuwsbladen van tijd tot tijd nopens de kolonisten en hunne tevredenheid mededelen dat wij gemeend hebben dezelfde ter kennis van u permanente kommissie te moeten brengen, niet zoo zeer als of wij een oogenblik al het overdrevene en leugenachtige dat in gezegde brieven gevonden wordt geloofden maar in de hope dat de kommissie zich zal verdedigen en nopens de ongerijmdheden van den inhoud der beider stukken ons intelichten, en daardoor ons in staat te stellen dezelve in de bijzonderheden tegen te spreken, en den ongunstigen indruk welke de laatstgemelden brief van hand tot hand en van mond to mond verspreid verwekt heeft, wederom zoo veel mogelijk uittewisschen. (...) Wij menen echter niet dat zij zelve zoo verre denken, of dat dit hunne hoofd bedoeling zoude wezen, maar hun voornaam oogmerk bepaald zich tot het opwekken van het medelijden hunner stadgenoten ten einde buitengewone ondersteuning te ontvangen en daardoor te worden in staat gesteld een lui en verkwistend leven vol te houden, waar zij zich door de reglementen der kolonie beperkt zien, en wanneer alzoo eenmaal de kwalijk besteede aalmoezen de kolonie bereiken is het gemakkelijk te voorzien welke daar van de gevolgen zijn moeten. (...) Notulen pc dd 30 december 1818: In kwamen klagten ingezonden door de sub kommissie van Goes, rakende het door haar gezondene huisgezin. Opgedragen aan den Generaal van den Bosch, om die leugenachtige klagten te wederleggen. Uit de conceptbrief van Johannes van den Bosch aan de subcommissie Goes dd 31 december 1818: Met geene geringe verwondering hebben wij ontvangen UEds missive van den 27 december als behelsende de eerste en enigste klagten van een der kolonisten in Frederiksoord aanwezig. Het heeft ons intusschen anderzijds tot geen gering genoegen verstrekt dat UEds zelve het schrijven dier brieven aan oogmerk toeschrijft, welke alleen het gedrag van Jan Burks of liever van zijn vrouw verklaarbaar maakt. Voor ons zelve zijn weij volkomen overtuigd dat de klagten in die brief voorkomende van alle grond ontbloot zijn en dit gevoelen word gerechtvaardigt door het eenparig getuigenis van alle berichten zoo door andere kolonisten aan hunne subkommissiën bedeelt, als door de opgaven van een menigte van ooggetuigen die plaatselijk den toestand van zaken en gevoelens der kolonisten onderzocht hebben en hoe Mijne Heeren zou dit anders kunnen zijn de Maatschappij verstrekt aan ieder kolonist werkelijk meer, veel meer, dan waar toe zij zich verbonden heeft, ten aan zien der voeding zelfs zoo veel ieder slechts kan comsumeren. (...) Uit een brief van Benjamin van den Bosch dd 6 januari 1819: Heden morgen heb ik ook ontvangen de brieven, J. Burks regardeerende. Ik ben even zeer als de Permanente Kommissie ten hoogste over dit ondankbaar gedrag verontwaardigt en zal de bedoeling der Kommissie dadelijk en nauwkeurig nakomen. (...) Burks is op zich zelven een vrij goed en werkzaam man; zijne vrouw - aan wie de Kommissie volkomen regt doet - is eene furie, die volkomen over den zwakken man regeert. Benjamins verslag van de tuchtzitting is zo goed als integraal in het boek terechtgekomen (bladzij 118-120). Hij schrijft daarna over de volgende ochtend, als de Burksen bij hem komen: Het geen ik voorzien had, gebeurde. Met tranen in de ogen smeekten zij te mogen blijven, en bood aan alles bij hunne subcommissie te herroepen etc. Ik bood hun het noodige reisgeld aan en liet mij niet dan moeijelijk beweegen hunne voorspraak bij de Permanente Kommissie te zijn. Ik beloof mij van dit kleine voorvalletje veel goeds. De komende dagen doen de Burksen hun best, bijvoorbeeld zondag 10 januari 1819 schrijft Benjamin: Jan Burks met zijne famille wendt alles aan, om de decisie der Kommissie in zijn voordeel te doen uitvallen. Notulen permanente commissie 13 januari 1819: Ingekomen een brief van den Heer Direkteur der kolonie rapporterende zijn onderhandelingen met Burks en Dikkeboom. Besloten om overeenkomstig het voorstel der Direkteur de famille van Dikkeboom de kolonie te ontzeggen. De verstrekte kledingstukken (voor zoo ver mogelijk en billijk is) te doen restitueeren, de famille Burks uit consideratie van de voorspraak des Direkteurs voor dit maal te excuseren, doch aantezeggen dat bij de eerste misdaad exemplaar gestraft zullen worden en voorts de subkommissie van Goes daar van te aduntieren. Notulen pc 28 januari 1819: Brief van de subkommissie Goes berichtende dat J. Burks recanteert van 't eermaals geschrevene, en verzoekt ontheven te worden van de bijwoning van A. de Sm??e. De Star februari 1819: Enkele schijnbaar-misnoegden zijn, door eene zagte wederlegging en berisping, terstond tot reden gebragt, en hebben, op hunne vrijstelling om de Kolonie te verlaten, met aandrift verzocht, daarin te mogen blijven. Zie voor beloningen voor kolonisten augustus 1819, voor donaties watersnoodramp februari 1820, beoordelingsrapport door de directie juni 1820 en de jaarinkomen over 1820 de desbetreffende files. Geboorte zoon: Vledder, geboorteakte, 29 januari 1821, aktenr. 4 Kind: Francis Burks, geboren te Frederiksoord (Vledder) op 22-01-1821, zoon van Jan Burks, beroep: arbeider; oud: 53 jaren, en Elizabet Blomder, oud: 41 jaren. Voorjaar 1822 is Burks, op basis van het besluit van 8 november 1821, een van degenen die is ‘verplaatst naar kleine hoeven der Maatschappij, buiten dezelve gelegen' Het gezin gaat naar het gebied dat Wateren of Doldersumsche veld en later soms Boschoord genoemd wordt. In 1844 - ze waren al weer een tijd terug in Frederiksoord - werd het echtpaar Burks-Blondel in huis opgenomen bij zoon Franciscus die dan de hoeve overneemt. Franciscus is getrouwd met kolonistendochter Johanna Vogelzang. Hij overlijdt in 1910 op de kolonie. Zoon Willem Gilliam Burks, trouwt september 1835 te Vledder Mechtilde Lucassen, dochter van proefkolonist Lucassen uit Nijmegen Dochter Elisabeth Burks trouwt met Cornelis Hogenbirk, zoon van proefkolonist Hogenbrink uit Weesp. Zoon Franciscus of Francis trouwt met een dochter van kolonist Vogelenzang (die een dezer dagen hoog nodig opgenomen moet worden in de lijst van kolonie-dynastiën). | |
Archiefstukken komen uit het archief van de Maatschappij van Weldadigheid bij het Drents Archief, inventarisnummer 0186. Onderstaande komt uit invoernummer 54. Over de inzameling gaat het in het boek op bladzijden 217-218.
liefde giften
Uit een brief van Benjamin v.d. Bosch aan de Permanente Commissie:Frederiksoord den 3 february 1820
(...)
Ik heb de kolonisten met de ongelukken door ijsgang en overstroming, volgens de Haarlemsche Courant bekend gemaakt. Zij waren allen gevoelig aangedaan over het ongelukkig lot zo veele duizende overkomen. Maar inzonderheid zij, die vroeger in dergelijke rampen hadden gedeelt, hunne gelukkige toestand en de voorrechten hier genoten, stemden hunner harte meer en meer tot deelneming en dankbaarheid. Zij boden aan, dien dag voor de noodlijdende te arbeiden, terwijl andere eene inteekening - die dan ook algemeen goedgekeurd wierdt - voorsloegen.
Morgen zend ik die lijst aan de Kommissie, bedragende circa ƒ 33-. Wanneer men in aanmerking neemt, dat de veld-arbeid reeds een geruime tijd heeft stil gestaan, dat de verdiensten in deze strenge winter dus klein, en bij velen de winter voorraad bevroren is, dan moet men over het deelnemend gevoel, onzer brave kolonisten getroffen staan, die hunne eerste verdienste ten dele, of wel geheel voor hunne ongelukkige medemenschen te zamen bragten.
Overtuigd dat bij velen meer het deelnemende hart, dan de omstandigheden geraadpleegt was, achte ik het nodig daarin eeniger mate te voorzien: na hunne deelneming te hebben geprezen deed ik hen mijn voornemen kennen, van de gelden door vreemdelingen ter viering van een klein feest aan mij afgedragen, onder hen te verdeelen. Vergeefs was het 't noodzakelijke daar van begrijpelijk te maken. En te doen opmerken, dat velen boven hun vermogen hadden ingeschreven. Ook deze gelden moesten bij de reeds opgebragte gevoegd worden. Ik heb aan deze prijzenswaardige bedoeling ook eindelijk moeten toegeven; Maar tevens bij Drijber de gelden gedeponeerd, met herinnering dat ieder daar zijn aandeel kon afhalen, ten einde niemand door de menigte overschreeuwt worden, en zijns ondanks, tot hoger giften gebragt worden, dan zijne omstandigheden zoude veroorloven.
Op deze wijze zal eene kleine kolonie van ruim 50 huisgezinnen - de lijst der nieuwe kolonie is nog niet ingekomen - van hunne arbeid en berustiging (? stuk ontbreekt) de aanzienlijke som van bijna ƒ 60- zamen brengen ten einde daar door ongelukkige en noodlijdende te ondersteunen. Waar heen en op welke wijze deze gelden het doelmatigst te zenden, wenschte ik gaarne van de Kommissie te vernemen. De kolonisten zullen daarbij zelf een brief voegen. Ik hoop het in zodanige handen komen moge, dat men daarvan openlijk kennis geve, ten einde onze brave kolonisten meer en meer de algemene achting winnen en de inrichting gunstig bekend worde. In haast.
liefde giften
Uit een brief van Benjamin v.d. Bosch aan de Permanente Commissie:Frederiksoord den 3 february 1820
(...)
Ik heb de kolonisten met de ongelukken door ijsgang en overstroming, volgens de Haarlemsche Courant bekend gemaakt. Zij waren allen gevoelig aangedaan over het ongelukkig lot zo veele duizende overkomen. Maar inzonderheid zij, die vroeger in dergelijke rampen hadden gedeelt, hunne gelukkige toestand en de voorrechten hier genoten, stemden hunner harte meer en meer tot deelneming en dankbaarheid. Zij boden aan, dien dag voor de noodlijdende te arbeiden, terwijl andere eene inteekening - die dan ook algemeen goedgekeurd wierdt - voorsloegen.
Morgen zend ik die lijst aan de Kommissie, bedragende circa ƒ 33-. Wanneer men in aanmerking neemt, dat de veld-arbeid reeds een geruime tijd heeft stil gestaan, dat de verdiensten in deze strenge winter dus klein, en bij velen de winter voorraad bevroren is, dan moet men over het deelnemend gevoel, onzer brave kolonisten getroffen staan, die hunne eerste verdienste ten dele, of wel geheel voor hunne ongelukkige medemenschen te zamen bragten.
Overtuigd dat bij velen meer het deelnemende hart, dan de omstandigheden geraadpleegt was, achte ik het nodig daarin eeniger mate te voorzien: na hunne deelneming te hebben geprezen deed ik hen mijn voornemen kennen, van de gelden door vreemdelingen ter viering van een klein feest aan mij afgedragen, onder hen te verdeelen. Vergeefs was het 't noodzakelijke daar van begrijpelijk te maken. En te doen opmerken, dat velen boven hun vermogen hadden ingeschreven. Ook deze gelden moesten bij de reeds opgebragte gevoegd worden. Ik heb aan deze prijzenswaardige bedoeling ook eindelijk moeten toegeven; Maar tevens bij Drijber de gelden gedeponeerd, met herinnering dat ieder daar zijn aandeel kon afhalen, ten einde niemand door de menigte overschreeuwt worden, en zijns ondanks, tot hoger giften gebragt worden, dan zijne omstandigheden zoude veroorloven.
Op deze wijze zal eene kleine kolonie van ruim 50 huisgezinnen - de lijst der nieuwe kolonie is nog niet ingekomen - van hunne arbeid en berustiging (? stuk ontbreekt) de aanzienlijke som van bijna ƒ 60- zamen brengen ten einde daar door ongelukkige en noodlijdende te ondersteunen. Waar heen en op welke wijze deze gelden het doelmatigst te zenden, wenschte ik gaarne van de Kommissie te vernemen. De kolonisten zullen daarbij zelf een brief voegen. Ik hoop het in zodanige handen komen moge, dat men daarvan openlijk kennis geve, ten einde onze brave kolonisten meer en meer de algemene achting winnen en de inrichting gunstig bekend worde. In haast.
Uit een brief van Benjamin v.d. Bosch aan de Permanente Commissie:
Frederiksoord den 16 february 1820
(...)
Ik zend hier bij aan de Kommissie de specifike lijst van de giften der kolonisten, voor de noodlijdende in Gelderland of elders, te zamen ƒ 65-2 st uitmakende. Welke gelden aan Dheer Drieling zullen worden overgemaakt zo spoedig doenlijk.
(...)
NOMINATIEVE LIJST der liefde giften. Ingezameld, voor de ongelukkige landgenoten in Gelderland bij gelegenheid der zwaare ijsgang, en daar uit ontstane hooge watervloed, door de inwooners der 1e en 2e kolonien te Frederiksoord, op den 3 feburary 1820.
EERSTE KOLONIE
Schnatz, onderofficierf 1,50
Kuster, idem 1,50
Zeijl, idem 1,50
Alblas -,50
Arends -,10
Bosch -,60
Berends -,55
Baade -,90
Brandsma -,10
Biemans -,10
Bult 2,00
Bodenstaff 1,00
Breukel -,30
Burks -,30
Baij -,20
Cohen -,30
Dijkshoorn 1,10
Gerrits -,10
Gerhards -,60
Gerritsma -,30
Hogenberg -,75
Houtman 0,00
De Haan -,50
Van der Heijden -,30
Van Hoften -,20
Hoofien -,75
Harmelink -,50
Hopman -,25
Jansen 1,00
Jansz -,20
Krabhuis -,20
Klaver -,30
Koppejan -,30
Kranendonk -,75
de Kruijff -,50
Lukassen -,50
Molewijk -,50
Muller -,30
Meeder 1,50
Molenaar -,60
Nak 1,00
van Ommen -,75
van Ree 0,00
de Ruiter -,50
Rausch -,50
de wed Rikmond -,30
ter Smetten -,50
Tijmes -,27
Visser -,50
Vergeer -,30
de Vos -,75
de Vries -,50
de wed Weender -,40
Westerveld -,75
Wals -,20
Gunther, spinbaas 1,00
Salomon, onderbaas -,55
Rieken, kok -,30
TOTAAL ƒ 32,52
TWEEDE KOLONIE
Vrijhoeff, onderopziener ƒ 1,00
Gilliam, idem -,55
Reichenbach, idem -,50
Smit -,50
Kruidhoed -,20
Broekhuizen -,20
Wijl, S.D. -,05
Vieyra, S.D. -,10
Beets -,10
Verbeek -,10
Ladru -,10
Kok -,20
de Vroeg -,30
Koppens -,30
Poot -,10
Van der Grind -,20
Maatje -,20
TOTAAL ƒ 4,00
Aan de ingezonden giften komt nog bij ƒ 28,50
Totaal ƒ 65:2:
Frederiksoord den 16 february 1820
(...)
Ik zend hier bij aan de Kommissie de specifike lijst van de giften der kolonisten, voor de noodlijdende in Gelderland of elders, te zamen ƒ 65-
(...)
NOMINATIEVE LIJST der liefde giften. Ingezameld, voor de ongelukkige landgenoten in Gelderland bij gelegenheid der zwaare ijsgang, en daar uit ontstane hooge watervloed, door de inwooners der 1e en 2e kolonien te Frederiksoord, op den 3 feburary 1820.
EERSTE KOLONIE
Schnatz, onderofficierf 1,50
Kuster, idem 1,50
Zeijl, idem 1,50
Alblas -,50
Arends -,10
Bosch -,60
Berends -,55
Baade -,90
Brandsma -,10
Biemans -,10
Bult 2,00
Bodenstaff 1,00
Breukel -,30
Burks -,30
Baij -,20
Cohen -,30
Dijkshoorn 1,10
Gerrits -,10
Gerhards -,60
Gerritsma -,30
Hogenberg -,75
Houtman 0,00
De Haan -,50
Van der Heijden -,30
Van Hoften -,20
Hoofien -,75
Harmelink -,50
Hopman -,25
Jansen 1,00
Jansz -,20
Krabhuis -,20
Klaver -,30
Koppejan -,30
Kranendonk -,75
de Kruijff -,50
Lukassen -,50
Molewijk -,50
Muller -,30
Meeder 1,50
Molenaar -,60
Nak 1,00
van Ommen -,75
van Ree 0,00
de Ruiter -,50
Rausch -,50
de wed Rikmond -,30
ter Smetten -,50
Tijmes -,27
Visser -,50
Vergeer -,30
de Vos -,75
de Vries -,50
de wed Weender -,40
Westerveld -,75
Wals -,20
Gunther, spinbaas 1,00
Salomon, onderbaas -,55
Rieken, kok -,30
TOTAAL ƒ 32,52
TWEEDE KOLONIE
Vrijhoeff, onderopziener ƒ 1,00
Gilliam, idem -,55
Reichenbach, idem -,50
Smit -,50
Kruidhoed -,20
Broekhuizen -,20
Wijl, S.D. -,05
Vieyra, S.D. -,10
Beets -,10
Verbeek -,10
Ladru -,10
Kok -,20
de Vroeg -,30
Koppens -,30
Poot -,10
Van der Grind -,20
Maatje -,20
TOTAAL ƒ 4,00
Aan de ingezonden giften komt nog bij ƒ 28,50
Totaal ƒ 65:2:
Alle archiefstukken komen uit het archief van de Maatschappij van Weldadigheid bij het Drents Archief, inventarisnummer 0186 . Deze bevindt zich bij de jaarverslagen invoernummer 989. De lijst is opgemaakt door Benjamin van den Bosch. Hv betekent Hoeve, KK = Klasse Kolonist, KG = Klasse Gezin. Over deze medaille-verdeling gaat het in het boek op de bladzijden 255-257.
medailles
STAAT VAN HET GEDRAG DER KOLONISTEN IN DE KOLONIE NO.1.
Opgemaakt op den 29 juny 1820.
Hv. Naam KK KG Gedrag
27 Alblas 3 2 De man weinig voor de arbeid geschikt, de vrouw zindelijk, niet zeer werkzaam
40 Arends 2 2 De man traag, doch overleggend en van goed gedrag, het huisgezin idem. Koperen medaille
34 Bosch 5 4 Slegt huisgezin, verteerziek en van oproerigen aard
17 Beerends 2 2 Vrij oppassend, de vrouw ongemakkelijk en brutaal geweest. Kop. med.
14 Baade 2 2 Van een goed oppassend gedrag, werkzaam, maar geen over leg. Kop. med.
20 Brandsma 2 2 een gewoon huisgezin, maar niet proper. kop. med.
29 Biemans 5 5 Een slordig huisgezin, zonder oppassendheid
4 Bult 2 2 Een huisgezin dat bijna in de eerste klasse behoord. Zilveren medaille, heeft de helft der landhuur betaald
26 Bodestaf 2 1 idem, idem, kop. med.
39 Burks 2 1 idem, ware de vrouw niet zoo lastig, kop. med.
medailles
STAAT VAN HET GEDRAG DER KOLONISTEN IN DE KOLONIE NO.1.
Opgemaakt op den 29 juny 1820.
Hv. Naam KK KG Gedrag
27 Alblas 3 2 De man weinig voor de arbeid geschikt, de vrouw zindelijk, niet zeer werkzaam
40 Arends 2 2 De man traag, doch overleggend en van goed gedrag, het huisgezin idem. Koperen medaille
34 Bosch 5 4 Slegt huisgezin, verteerziek en van oproerigen aard
17 Beerends 2 2 Vrij oppassend, de vrouw ongemakkelijk en brutaal geweest. Kop. med.
14 Baade 2 2 Van een goed oppassend gedrag, werkzaam, maar geen over leg. Kop. med.
20 Brandsma 2 2 een gewoon huisgezin, maar niet proper. kop. med.
29 Biemans 5 5 Een slordig huisgezin, zonder oppassendheid
4 Bult 2 2 Een huisgezin dat bijna in de eerste klasse behoord. Zilveren medaille, heeft de helft der landhuur betaald
26 Bodestaf 2 1 idem, idem, kop. med.
39 Burks 2 1 idem, ware de vrouw niet zoo lastig, kop. med.
Alle archiefstukken komen uit het archief van de Maatschappij van Weldadigheid bij het Drents Archief, inventarisnummer 0186 . Deze lijst is overgenomen uit de Star 1821 - NB: De Star is ook bij de Maatschappij van Weldadigheid - pagina’s 678-679.
Dit is bijlage 2 bij het jaarverslag: STAAT VAN DE TOTALE INKOMSTEN DER KOLONISTEN VAN KOLONIE NO1, IN HET JAAR 1820:
(halve centen zijn weggelaten + de alfabetische volgorde is verbeterd; verdere toelichting eronder)
Dit is bijlage 2 bij het jaarverslag: STAAT VAN DE TOTALE INKOMSTEN DER KOLONISTEN VAN KOLONIE NO
(halve centen zijn weggelaten + de alfabetische volgorde is verbeterd; verdere toelichting eronder)
Alblas
Arends Bade Berends Biemans Bodenstaff Brandsma Bult Burks Cohen Dijkshoorn Gerards Gerrits Gerritsma de Haan van Haften Harmeling van der Heijde Hogenbrink Hoovien Hopman Houtman Jansen Jansz Klaver Koppejan Krabshuis Kranendonk de Kruif Lucassen Meeder Molenaar Molewijk Muller Nak van Ommen Rausch Richmond de Ruiter Tersmetten Tijmes Vergeer Visser de Vries de Wals Weender Westerveld |
f 207,19
f 307,08 f 414,55 f 449,74 f 420,83 f 489,66 f 305,63 f 420,28 f 530,53 f 385,54 f 334,83 f 583,78 f 440,72 f 315,55 f 276,77 f 480,73 f 483,10 f 479,69 f 447,96 f 498,19 f 467,90 f 254,47 f 560,11 f 409,97 f 473,63 f 608,72 f 458,60 f 506,04 f 295,44 f 558,74 f 703,28 f 534,05 f 483,98 f 591,20 f 623,60 f 248,65 f 520,45 f 496,53 f 638,87 f 330,30 f 375,46 f 408,25 f 328,08 f 450,21 f 618,77 f 322,55 f 492,08 |
Toelichting:
- Nadrukkelijk moet gesteld dat dit de inkomens zijn VOLGENS de Maatschappij en zoals de Maatschappij die voor propaganda-doeleinden naar buiten brengt. Onder de lijst staat: Onder de inkomsten zijn gerekend f 50,00 van iedere koe, en de opbrengst van den tuin.
- Dijkshoorn is de opvolger van Rigagneau, Hopman die van Metz en Jansz die van Dikkeboom.
- Van de oorspronkelijke 52 gezinnen ontbreken hier Stellinga (overleden), Dikkeboom (weggestuurd), Rigagneau en Metz (idem), Breukel en Vos (idem), Van Rhee (weggelopen) en Bosch (ten tijde dat deze lijst gepubliceerd wordt al gedetineerd in de strafkolonie).
- De 47 kolonisten op deze lijst zouden gezamenlijk in
Geen opmerkingen:
Een reactie posten